Inflatie in een neerwaartse spiraal? Een blik achter de schermen

Deze week kunnen er berichten opduiken die wijzen op een rooskleuriger kortetermijn economisch vooruitzicht. Het rapport dat woensdag verschijnt, zou een daling van de algehele inflatie van 2,2% tot 1,9% kunnen laten zien, wat onder het doel van 2% ligt – een afname die sinds april 2021 voor het eerst is gelukt. Zou het inflatieprobleem dus daadwerkelijk opgelost kunnen zijn? Niet helemaal. De daling is voornamelijk het gevolg van de recent gedaalde benzineprijzen, die op maandbasis met 4% daalden. Deze component zou alleen al 0,4% van het jaarlijkse inflatiecijfer kunnen aftrekken. Maar de kerninflatie, die volatiele elementen zoals voedsel en energie uitsluit, zou slechts marginaal van 3,6% naar 3,5% kunnen dalen. De aanhoudend hoge prijsstijgingen in de dienstensector vormen een verdere uitdaging. Hoewel een daling van 5,6% naar 5,2% wordt verwacht, blijft dit cijfer zorgwekkend hoog. Een van de belangrijkste redenen is de stijging van de gemiddelde lonen met ongeveer 5% per jaar. Ook de te verwachten uitdagingen door de recente royale loonsverhogingen, bijvoorbeeld voor treinmachinisten en jonge artsen, zijn zorgwekkend. Deze zouden, in combinatie met komende verhogingen van het minimumloon, de loonkosten onder druk kunnen zetten. Aan de vraagzijde zijn er ook spanningen. De regering zet in op verhoogde investeringen als groeistrategie. De daarvoor benodigde financiële ruimte moet worden bereikt door extra leningen aan te gaan. Dit zou echter extra inflatiedynamiek kunnen ontketenen, wat op zijn beurt het monetaire beleid van de Bank of England zal beïnvloeden. De markten hebben hun verwachtingen met betrekking tot toekomstige renteverlagingen al aangepast. Het rendement op 10-jarige staatsobligaties ligt op 4,2%, een reactie op zowel mondiale trends als nationale ontwikkelingen. De uitdaging voor de nieuwe minister van Financiën ligt in het behouden van vertrouwen, terwijl zij probeert het economisch evenwicht te bewaren.