Alcoa verkoopt belang in Saudische metaalfabrieken voor 1,1 miljard dollar

Alcoa zal in het kader van een overeenkomst met de Saudi Arabian Mining Co. (Maaden) 1,1 miljard dollar in contanten en aandelen ontvangen. Bij deze deal verkoopt het in Pittsburgh gevestigde bedrijf zijn aandeel in twee metaalfabrieken in het noorden van Saudi-Arabië. Maaden, dat onlangs het contract met Alcoa ondertekende, neemt de belangen over in een bauxietfabriek en een aluminiumsmelterij voor 563 miljoen Riyal (150 miljoen dollar) in contanten en 3,6 miljard Riyal in aandelen van het in Riyadh gevestigde bedrijf. Na afronding van de transactie zal Maaden zijn aluminiumactiviteiten volledig in eigendom hebben, terwijl Alcoa een belang van 2,2% in Maaden zal behouden. "De transactie vereenvoudigt ons portfolio, vergroot de transparantie van onze investeringen in Saudi-Arabië en biedt Alcoa meer financiële flexibiliteit, wat een belangrijk onderdeel is van de verbetering van onze langetermijnconcurrentiepositie", verklaarde Alcoa-CEO William Oplinger. Sinds de oprichting van een joint venture met Maaden in 2009 voor de ontwikkeling van een mijn ter waarde van 10,8 miljard dollar, een raffinaderij, een smelterij en andere faciliteiten, speelde Alcoa een essentiële rol in Saudi-Arabië’s streven naar diversificatie buiten de olieproductie. Maaden is inmiddels een centraal onderdeel van de Saudische strategie om zich te ontwikkelen tot een belangrijke schakel in de toeleveringsketen en verwerking van metalen en mineralen die nodig zijn voor de energietransitie. Het bedrijf heeft een joint venture gevormd met het machtige staatsfonds van Saudi-Arabië om wereldwijd in mineralen te investeren en sloot vorig jaar zijn eerste overeenkomst voor de acquisitie van een belang van 10% in Vale SA’s basismetaaleenheid. "Door ons aluminiumbeheer te vereenvoudigen, zetten we een belangrijke stap vooruit om Maaden voor te bereiden op toekomstig groei en om de mijnbouwsector verder te vestigen als de derde pijler van de Saudische economie," zei Maaden-CEO Bob Wilt.