Kleinaandeelhouders van de noodlijdende batterijproducent Varta hebben een grondwettelijk beroep ingediend bij het Bundesverfassungsgericht. Ze verzetten zich tegen de geplande uitsluiting van hun voorkeursrecht in het kader van de sanering van het bedrijf, wat volgens hen in strijd zou zijn met de eigendomsgarantie van de grondwet. De Schutzgemeinschaft der Kleinanleger (SdK) bekritiseert met name dat de belangen van de bestaande aandeelhouders ondermijnd worden in de procedure volgens de wet op de stabilisering en herstructurering van ondernemingen (StaRUG).

Grootaandeelhouder Michael Tojner, die 50,1 procent van de Varta-aandelen bezit, plant een kapitaalvermindering en een daaropvolgende kapitaalverhoging. Daarbij moeten de particuliere aandeelhouders worden uitgesloten van de kapitaalverhoging, terwijl Tojner als enige bestaande aandeelhouder mag deelnemen. De SdK noemt deze aanpak „trouweloos en vijandig tegenover aandeelhouders“. Het Varta-bestuur benadrukte echter dat de huidige procedure de beste oplossing is voor het bedrijf, zijn medewerkers en de totale groep van schuldeisers.

Het bedrijf, gevestigd in Ellwangen en met ongeveer 4.000 werknemers, verkeert al geruime tijd in een diepe crisis. Oorzaken zijn onder andere de sterk schommelende vraag naar kleine lithium-ionbatterijen, zoals die bijvoorbeeld in koptelefoons worden gebruikt, evenals managementfouten. Critici verwijten Varta zich te afhankelijk te hebben gemaakt van hoofdklant Apple en investeringen te lichtzinnig te hebben gedaan. Een hacker-aanval in februari, die de productie wekenlang stillegde, verergerde de problemen bovendien.

Ondanks de aanhoudende onzekerheden liet het aandeel Varta in de XETRA-handel een stijging van 8,41 procent zien tot 2,24 euro. Beleggers lijken optimistisch dat de juridische en economische uitdagingen kunnen worden overwonnen.