Syrië: Schoolstart als teken van hoop na machtswisseling

In Syrië keert een vleugje normaliteit terug nadat de hoofdstad vorige week na een dramatische omverwerping van president Bashar al-Assad onder de controle van de rebellen was gekomen. Leerlingen keerden zondag terug naar hun klaslokalen, nadat de nieuwe machthebbers van het land de scholen heropenden. Dit is een sterk signaal richting stabiliteit na meer dan tien jaar bloedige conflicten. Ahmad al-Sharaa, die als de nieuwe feitelijke leider van Syrië wordt beschouwd, staat voor de gigantische taak om het door burgeroorlog geteisterde land weer op te bouwen. De grote steden zijn verwoest, de economie ligt stil door internationale sancties, en miljoenen vluchtelingen verblijven in kampen ver van huis. Terwijl de scholen in het hele land – passend bij het begin van de werkweek in de meeste Arabische landen – opnieuw openen, maken veel ouders zich echter nog zorgen en sturen hun kinderen vanwege de onzekere situatie niet naar de lessen. Desalniettemin verheugden de leerlingen van een jongensschool in Damascus zich, toen de schoolsecretaris Raed Nasser de nieuwe Syrische vlag hees. "Alles is goed. We hebben er hard aan gewerkt om de school in de kortst mogelijke tijd weer veilig in te richten", meldde Nasser met het oog op de volledige uitrusting van de school. Het optimisme is voelbaar: "Ik ben optimistisch en heel gelukkig", zei leerling Salah al-Din Diab, die vroeger in constante angst leefde om opgeroepen te worden. Terwijl parallel de wederopbouw begint, overleggen belangrijke buurlanden en internationale machten over hun verdere benadering van het nieuwe Syrië. Ahmad al-Sharaa, beter bekend als Abu Mohammed al-Golani, is de leider van Hayat Tahrir al-Sham (HTS), de islamistische groepering die Assad uit zijn ambt verdreef. Ondanks hun verleden als bondgenoot van al-Qaida proberen diplomatieke vertegenwoordigers van de VS, Turkije, de EU en Arabische staten principes vast te stellen voor een toekomstige regering die de rechten van minderheden respecteert, aldus de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken.